GALEOTTA (2017)
English version: click
Gebouwd eveneens volgens de tekeningen van Franco Gay, uit 1968. Het schip voer in grote aantallen
en in diverse uitvoeringen op de Middellandse Zee gedurende het einde van de 16e eeuw tot en met de
eerste helft van de 19e eeuw. Ook de Barbarijse zeerovers maakten er dankbaar gebruik van al was het
door zijn zwakke bewapening uiteindelijk geen partij meer voor de steeds beter uitgeruste koopvaarders
vanaf het begin van de 17e eeuw.
Het schip kon zowel worden geroeid als gezeild, had zeer weinig diepgang en was mede daardoor zeer snel.
Het roeien had echter de voorkeur, het was door zijn geringe diepgang een slechte zeiler en het maakte
eigenlijk alleen gebruik van de wind als het recht voor de wind kon varen.
Het zeilde met behulp van de Latijnse tuigage, geslagen aan twee masten. De fokkemast helde naar voren,
de grote mast stond recht.
In het midden bevond zich een verhoogd gedeelte, de “marcia”, waardoor het mogelijk was voor de bemanning
om zich snel over het schip te verplaatsen. Deze verhoging kwam niet op alle galeotta’s voor. De schepen waren,
hoewel doorgaans van de zelfde afmetingen, niet altijd op de zelfde wijze uitgerust. Bepaalde onderdelen van
de tuigage konden zelfs verschillen en de doelmatigheid daarvan werd meestal aan het inzicht van de
kapiteins overgelaten.
Het model in aanbouw. Het hoge achterschip met daaronder de kajuit van de kapitein. Links het begin van de marcia, en de achterste van de vijftien paren roeibanken. Iedere roeibank werd bemand, in het gunstigste geval, door twee roeiers.
Op het voorschip stonden twee kanons op schuifaffuiten, van zeer klein kaliber, vooral bedoeld voor het afschieten van schroot en kartets. De kleine kogels zouden geen uitwerking hebben.
Doordat de roede aan de fokkemast naar stuurboord uitwijkt en die van de grote mast naar bakboord geeft
dit de positie aan als zou het schip voor de wind varen. De roeibanken zijn dan gedeeltelijk ontruimd, ook
de riemen zijn daar weggehaald, om ruimte te geven aan het touwwerk dat laag over de boorden de zeilen
bedient. In deze positie staan dan de riemen schuin omhoog.
De lange punt van het galjoen lijkt haast overbodig, maar het is de plek vanwaar de bemanning in de roede
naar boven moest klimmen om de zeilen te bedienen. De onderkant van de roede werd dan boven het galjoen gedraaid.
Op een schip met latijnzeilen waren geen voorzieningen om in het staande want te klimmen, omdat bij het overstag
gaan het want geheel of gedeeltelijk werd losgemaakt om ruimte te geven aan omzetten van de roede. Om die reden
ontbreken ook de stagen.
Een deel van het want aan bakboord van de grote mast is hier verwijderd om ruimte te geven aan de roede. In deze positie kwam de grootste spanning op het want aan stuurboort te staan.
Het hijsen van de zeilen, met de kardeelblokken, werd met mankracht, zonder draaispil, uitgevoerd. Er was genoeg volk aan boord om dit met zijn allen te doen. Ook het ophalen van het anker geschiedde op die manier.
Constant Willems 23-3-2017